In de schoenen van Bart De Jongh, dierenarts aan de Belgisch-Nederlandse grens
Een varkenshouder moet altijd paraat staan … En hun bedrijfsdierenartsen ook! Vraag maar aan Bart De Jongh, die zijn tijd verdeelt tussen twee dierenartspraktijken: De Linde in het Vlaamse Retie en De Grensstreek in het Nederlandse Bladel.
Laten we beginnen bij het begin: de verstandhouding. Wat is volgens u de sleutel tot een goede band met de klant?
Simpel: Wat mij betreft is dat dicht bij de klant staan, of die nu een reumatische hond heeft of zieke varkens. Je moet empathie kunnen tonen en tegelijkertijd praktisch blijven. Goed luisteren, de situatie analyseren en kordaat te werk gaan.
Kunt u voor de lezers iets vertellen over uw werk voor varkenshouderijen?
Varkensbedrijven beslaan een groot deel van ons klantenbestand. Een optimale gezondheid van de dieren nastreven leidt immers tot goede technische resultaten – logisch, natuurlijk.
Hoe gaat u daarbij te werk?
Belangrijk is dat we bij problemen groot en klein snel kunnen handelen. We onderhouden dan ook goede contacten met kennispartners zoals laboratoria, farmaceutische bedrijven, vakgenoten – ze bieden essentiële hulp.
U werkt in de grensregio – ziet u verschillen tussen België en Nederland, bijvoorbeeld op het vlak van ziekten?
Bij onze noorderburen zien we vooral acute PIA, wat bij zware vleesvarkens plotselinge sterfte veroorzaakt. In België lijkt er dan weer meer chronische PIA te zijn. Dat is toch de observatie van onze praktijkmedewerkers. De reden hiervoor is niet eenduidig: van de genetische samenstelling tot andere voeding, er ligt heel wat aan de basis van zulke verschillen tussen landen. Dat gezegd zijnde, zijn beide varianten zorgwekkend. Een vleesvarken in de laatste fase verliezen, is een diepe bron van frustratie voor vele varkenshouders – als er plots een paar ‘grote kleppers’ uitvallen, is hun dag wel naar de vaantjes.
Chronische PIA is een tragere maar langere aderlating voor de portemonnee, want het heeft een negatieve impact op de groei en voederconversie. Het wordt veel minder vaak opgemerkt, maar veroorzaakt op termijn evenveel schade … Naar mijn ervaring zelfs meer.
Hoe pakt ú PIA aan en wat adviseert u om PIA te voorkomen of te behandelen?
Behandelen … Daarvoor heb je natuurlijk eerst een waterdichte diagnose nodig. Stokken de voederconversie en groei, dan moet er een belletje gaan rinkelen en belt u het beste even naar uw bedrijfsdierenarts! Ikzelf stuur materiaal naar het lab voor een PCR-test. Op basis van de resultaten stel ik dan met de klant een bestrijdingsplan op. Daarbij wordt er veel aandacht besteed aan reinigen en ontsmetten. Ik kijk ook altijd naar de instroom van fokgelten, waarbij ervoor gezorgd moet worden dat ze dezelfde immuunstatus hebben als de zeugen.
Tot voor kort combineerden we vaccinatie bovendien met aangepast dieetadvies. Dat moest, want het vaccin dat er was, was nooit helemaal opgewassen tegen PIA. We raadden ‘onze’ varkenshouders dan ook aan om ook de voeding aan te passen met extra ruwe celstof en minder eiwitten. Dat advies gaf me altijd een tegenstrijdig gevoel – natuurlijk wist ik dat de varkenshouders zo’n dieet niet zagen zitten vanwege de lagere groei, maar het was de enige manier om de productiviteit enigszins te herstellen.
En van dat alles merkt u de voordelen?
Ik spreek in naam van mezelf, maar … Absoluut. Bij de varkens die ik behandel, zie ik weinig tot geen uitval meer en ze kunnen terug naar het basisvoer – geen aangepast dieet meer. Bovendien kunnen ze meer eten, waardoor ze ook steviger groeien.
Ook niet onbelangrijk: we hoeven deze dieren geen antibiotica meer toe te dienen in de strijd tegen PIA. We blijven de situatie opvolgen, natuurlijk, maar als we grondig te werk gaan, sta ik er zeer positief tegenover